1. Roß, Rosser: ros; paard (zuidd.); stommeling; das Roß am Schwanz aufzäumen, de zaak averechts aanvatten; aufs hohe Roß setzen, zich veel inbeelden, verwaand zijn.
2. Roß, Roße: honigraat.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: