1. Nutzen: nut; opbrengst; winst, voordeel; Nutzen und Lasten, baten en lasten; zum gemeinen Nutzen, tot nut van ’t algemeen.
2. nützen: nuttig zijn, baten, dienen, nut doen; gebruiken; nütze den Tag, carpe diem, pluk de dag.
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: