Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Müßig

betekenis & definitie

ledig, werkeloos; doelloos; ongebruikt; ijdel, tevergeefs; müßig gehen, leeglopen; nicht müßig bleiben, niet stilzitten; müßige Fragen, overbodige vragen; müßiges Geschwätz, nutteloos gepraat; müßiges Kapital, ongebruikt kapitaal; ein müßiger Mensch, een leegloper; müßige Tränen, nutteloze tranen.

< >