Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Leisten, leisten

betekenis & definitie

1. Leisten: leest; über den Leisten schlagen, op de leest slaan; alles über einen Leisten schlagen, alles over één kam scheren.

2. leisten: verrichten, doen, volbrengen, presteren; eine Beisteuer leisten, een bijdrage schenken; einen Dienst leisten, een dienst bewijzen; einen Eid leisten, een eed doen; Gesellschaft leisten, gezelschap houden; Genugtuung leisten, voldoening geven; Folge leisten, gevolg geven aan; einem Hilfe leisten, iem. helpen; einer Sache Vorschub leisten, een zaak begunstigen, steunen; Verzicht leisten, afstand doen van, afzien van; Widerstand leisten, weerstand bieden; eine Zahlung leisten, een betaling doen; Zins leisten, cijns, rente betalen; sich etwas leisten, zich iets (meest financieel) veroorloven.

< >