Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Hell

betekenis & definitie

helder; klaar, licht; helle Freude, levendige vreugde; eine helle Lache, een heldere lach; ein heller Kopf, een pientere kop; in den hellen Tag hineinschlafen een gat in de dag slapen; in heller Flucht, volslagen op de vlucht; in hellen Haufen, in grote scharen; der helle Schweiß, de dikke zweetdroppels; seinen hellen Spaß an etw. haben, echt plezier in iets hebben; heller Unsinn, klinkklare onzin; helle Verzweiflung, gloeiende wanhoop; heller Wahnsinn, zuivere waanzin; in heller Wut, in driftige woede; mit hellem Jubel, met luid gejubel.

< >