Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Groß

betekenis & definitie

(größer, größt), groot; grandioos, voornaam; mit etwas groß tun, op iets pochen; das große Los gewinnen, de hoofdprijs trekken; einen groß ansehen, iemand verwonderd, met grote ogen aanzien; ein Wort groß schreiben, een woord met hoofdletter schrijven; Großes geleistet haben, grote dingen gepresteerd hebben; was ist denn Großes dabei?, wat is daar nu voor bijzonders aan?

< >