Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Führen

betekenis & definitie

(aan)voeren; leiden, brengen; commanderen; rondleiden (museum); die führende Marke, het vooraanstaande merk; die führen de Partei, de leidende partij; den Artikel führen wir nicht, dat artikel houden wij er niet op na; Briefwechsel führen, corresponderen; die Bücher führen, de boeken bijhouden; eine Dame zu Tisch führen, een dame naar tafel leiden; Klage führen, klagen, een aanklacht indienen; eine Mauer um etwas führen, een muur om iets bouwen; spazieren führen, mee uit wandelen nemen; der Wallach führt, de ruin heeft de leiding (wedren); das große Wort führen, een hoog woord hebben; sich gut führen, zich goed gedragen.

< >