1. vast, stijf, hard; sterk, standvastig, stevig; Devisen fest, buitenlandse wisselkoersen vast; eine feste Stadt, een versterkte stad; steif und fest behaupten, stijf en strak volhouden; fest bleiben, standvastig blijven; ich bestelle hiermit fest, ik bestel hiermee voor rekening...
2. Fest, feest.