Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Brennen

betekenis & definitie

1. unr branden; friseren; fruiten (meel); gebranntes Kind scheut das Feuer, een ezel toot zich geen tweemaal aan dezelfde steen; Branntwein brennen, jenever stoken; Ziegel brennen, stenen bakken; es brennt, er is brand; sich brennen, zich branden; zich vergissen; brennen auf etwas, op iets gebrand zijn; sich weiß brennen, zich schoon wassen; Posten brennen, wacht kloppen.

2. Brennen: het branden, het stoken; het bakken (van tegels).

< >