Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Blank

betekenis & definitie

helder, blinkend; duidelijk; blanke Augen, schitterende ogen; die Polizei zog blank, de politie trok de sabel; ganz blank sein, helemaal blut zijn; eine blanke Dummheit, zuiver een stommiteit; der blanke Hans, de Noordzee; auf blanker Erde, onder de blote hemel.

< >