Duits woordenboek (DU-NL)

Dr. H. W. J. Kroes (1951)

Gepubliceerd op 05-09-2022

Aussetzen

betekenis & definitie

uitzetten, buiten zetten; (bedrag) uittrekken; overslaan; schorsen; ophouden; aanmerken; einen Ball aussetzen, acquit geven; eine Belohnung aussetzen, een beloning uitloven; die Dividende aussetzen, geen dividend uitkeren, het dividend overslaan; einen der Gefahr aussetzen, iem. aan 't gevaar blootstellen; ein Kind aussetzen, een kind te vondeling leggen; der Motor setzte aus, de motor haperde; die Schule aussetzen, aan de leerlingen vrijaf geven; aussetzendes Fieber, wisselkoorts; etwas an einer Sache auszusetzen haben, iets op een zaak aan te merken hebben; ausgesetzte Schulden, uitgestelde schuld; an aus gesetzter Stelle, op een geexponeerde plaats.

< >