1. oud; Altes und Neues, oud en nieuw; die Alten, de Ouden (Grieken en Romeinen); mein Alter, mijn ouwe heer; meine Alte, mijn vrouw, mijn moeder; meine alte Dame, mijn moeder; der Alte, de(n) ouwe; altes Haus, ouwe jongen; alter Kämpfer, oudstrijder; lid van de Hitlerbeweging van vóór 1933.
2. alt, lage vrouwenstem.