een eenzame, vroeger woeste plaats vol kreupelhout tusschen Beilen en Assen. Vandaar: iemand naar Geelbroek verwenschen. "Waor gai j' hen? Wi gaot hen Geelbroek, lillekers (leelijkerds) vangen" (Laaghalen, Smilde).
Hi rop, of hi in Geelbroek zit (Hoogeveen) − hij roept hard.