gard. Hij is de garde ontwassen, maar de stok niet. (Pan). limgarde (Assen) en strikgarde (Eelde) − om vogels, lijsters, te vangen, bindgar, bandgar, dunne twijg, jonge loot van vuilbes of hazelnoot, gebruikt bij 't riet dekken en 't maken van schuttingen, hij mus wat met de bandgar hebben (Eelde, Eext). bessemrisengaar. (N.-Dr.).
Hij loopt onder de garde (= stok) (Sleen). Verkleinw. garregien.