slap, verwelkt: d' beest moot op stal, 't gras deugt niet mèr, 't is 200 nat en flatterig" (Bunne); de bloemen zijn flatterig − beginnen te verwelken (G.nijveen). Aardbeien, frambozen, die een paar dagen zijn afgeplukt, worden flatterig (Assen). flatterig weer (Ruinerwold) − buiig weer.
Ook sukkelachtig.