dobbe
watergat, veenkuil, natuurlijke plas, vijver midden in een gehucht om brand te blusschen en om koeien en paarden er te laten drinken, ook kuil in 't weiland voor dit laatste doel, laagte, vuurgat. Dat laand is niks as ga(o)ten en dobben. Samenst.: drinkeldobbe, Halen, drinkenskoele; ra(o)keldobbe (Borger, enz.) of askendob (Eext, enz.); mesdob of mesgat − laagte, waarin de mesvaol is (Eelde) of ierkoel naast de mesbult (Peize).