(Gasselte); börgmister (Zweeloo), börgmester (Emmen), bör-gmeester (Dalen), börgmeester (Eelde, Eext), beurgmeester (Z.laren); borgmeester (Rolde), börgemeester (Dwingeloo, Annen, Ann.kan.), börgemester (Borger); börgermeester (Borger)
burgemeester; ook iemand die in dorpsaangelegenheden veel te zeggen wil hebben: "bijna in elk dorp is een burgemester" (Weerdinge). De woorden scholtes en scholt(e) verouderen. Te Eext spreekt men nog van Scholten Albert, Scholten Tön, zoons van den vroegeren Scholt. Een zoon van Scholten Albert heet Scholten Alberts Tön: de familienaam is Braams. Iets dgl. elders. Zie scholt. onderbörgmeester (Rosw.) − lid van den Raad in een dorp, dat niet de hoofdplaats der gem. is.