(Dwingeloo), braoken (Zweeloo, Borger, N.-Dr.)
braken, eerste bewerking van vlas. Dit is op sommige plaatsen a) boken − platslaan met den vlasboker; b) deurstooten werk der mannen: het lint van de spleuten ontdoen, en rieden handen vol vlas telkens boven den wortel kneuzen; c) schoon(e) bra(o)ken − werk der vrouwen = slēpen, sliepen. Vervolgens wordt het grof, daarna fijn gehekeld. Braoker (Borger) − meisje, dat braakt: daor bint vandaog braokers bij oes. braokeltied – tijd van vlasbraken.