(Dalen), börzel (Peize), bössel (Zuidlaren, Borger, Halen)
borstel, boender, haar op den rug van een varken; snaak: een rare, een vrömde börsel (Zuideropg.), kleine kwajongen (Zuidlaren), deugniet (Beilen). Hiervan börseln − o.a. werken (Eelde): dei kerel kan omraok b.