bluisterig (Valte, Borger, Halen, Balloo, Donderen)
koortsig, blozend van kleur, opgezet, ook van de lucht; met regen en wind en onweer dreigend; te Schoonebeek, Peize, Gieten en in de Oostelijke venen pluusterig, R.wold bleuierg. Zie blasterig, blössem.