blauwtje, blauwgien (Halen), blauwgie (Rolde, Eelde, Zuidlaren): blauw geven (Ruinen, R.wold, Beilen), een jong blauw laoten loopen (Borger, Ann. kan.), hij hef blauw had. 2° blauw geven (Wachtum, R.wold) of blauwen (Witten) − rooken, dampen. blauwe vloer − doorgebrande steen om er mee te schuren. blauwe domeneer − oude scheldnaam voor gemeenteveldwachter (Z.W.).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk