terzijde, apart; Zweeloo, Dalen, Wachtum, Eext, bij zied, N.-Dr. op zied. Zet dat mar bezik (Ruinen, R.wold, Beilen, Halen, Diever, Lhee, Dwingeloo, Hoogeveen, Kerkenbov., Meppel).
We mussen elk bezik zingen elk afzonderlijk (Z.-Dr.). Hij is zoo'n beetien bezik. Bezik eten − elk gerecht apart.