benopt (Emmen, Zweeloo, Dalen, Halen, Lhee); benupt (Diever); bekneupen (Borger), beknupt (Ruinen, R.-wold, Halen)
klein, schraal, sober, armoedig, beknopt; elders bekrompen, notzem, b.v. notzem leven (Z.wolde) − eenvoudig leven, 'n notzem kamertien (R.wold); ook benipt, benips.