Drentsche spreekwijzen

Dr. J. Bergsma (1906)

Gepubliceerd op 17-04-2025

behusseln

betekenis & definitie

(Dalen, Wachtum, Zweeloo, Valte, Borger, Annen, Eelde, Halen, Ruinen), befoeken, befoekeln, begaffeln, bekeukeln, bekonkeln, bekonkelfoezen, fonkelkoezen (Beilen, Halen), beknooien, beschusseln, beschötteln, beduseln (Emmen)

beknutselen, beredderen, heimelijk doen: wat behussel ei daor toch? (Eelde) = wat hej om(h)ands? Zie husseln en bedukseln.

< >