anricht
1° aanrechtbank; rechtbank (Zuidlaren); schöddelrek (Vries); 2° latwerk buitenshuis, soms een oud wagenrad om melkvaten, enz. op te drogen, melkrik(ke) of melkenrik (Schoonebeek, Lhee, Ruinen, Beilen, Halen); pottenrik of potrik (N.−Dr., Gasselte, Borger).