(Ide, Roden); an(e)erden (Zuidlaren, Dalen, Ruinen, Koekange, Diever); anèren (het meest gebruikelijk); anbouwen (Dwing.), anaorden en anvullen (Halen)
aanaarden; aardappelen, enz. met den handploeg schoonmaken en de aarde tegen de stammen ophoopen.