ontbijten, morgeneten; ontbijt: ambiten eten 't ontbijt gebruiken (Norg, Vries, Zeijen, Donderen); abîten (Anderen), anbiten (zie i.v.). Te Gieten en elders komt het in onbruik: morgenbrood, mörgeneten (Zweeloo); brukkies (Dwingeloo); vroostuk (Eext); boterham (NO.).
In de gem. Borger is ambiten een grasmaaiers ontbijt, bestaande uit een eierkoek. Meppel: ie mutten wat anbiten, wat voortma− ken met eten, wat aneten (alg.).