Rode en witte Bordeaux. Pessac in de Graves, Frankrijk
Dit château met een geschiedenis die zich uitstrekt over 5 eeuwen is tegenwoordig ontegenzeglijk een van de grootste rode (en witte) wijnen producerende wijngoederen. Het is thans eigendom van M. Douglas Dillon, voormalig minister van Financiën van de Verenigde Staten, en zijn familie. Meer dan enig ander wijngoed is Haut-Brion altijd beschouwd als een symbool voor de kwaliteit van de Bordeauxwijnen en als producent van de traditionele Bordeaux bij uitstek.
Al 5 eeuwen lang komt de naam van deze cru in allerlei schrijfwijzen voor in de archieven van het land Bordeaux. We weten dat Jean de Ségur het in 1509 heeft gekocht. In 1525 ging het over in handen van admiraal Philippe de Chabot, van wie men zegt dat Brantôme zich verbaasde over diens carrière; hij was in het gevolg van François I toen deze bij Pavia gevangen werd genomen. Chabot heeft Haut-Brion niet lang behouden en het ging over in het bezit van de familie Pontac, als bruidsschat van Jeanne de Belton. Toen bracht een andere Pontac het mee als bruidsschat voor een lid van de familie Fumel, die een tijdlang ook Château-Margaux in bezit had. De Pontacs bezaten in Blanquefort een ander wijngoed dat witte wijnen produceerde die bekendstonden als Pontac en die in de 18de eeuw beroemd waren in Engeland.
Deze naam stond toen ook op de etiketten van de rode wijn van HautBrion. In 1666 kocht François-Auguste de Pontac een deelgenootschap in de Londense herberg, bekend onder de naam Pontac, die druk werd bezocht door de adel. Men kon er zoveel HautBrion drinken als men wilde. Dat zou dan de eerste keer zijn in de geschiedenis dat een Bordeauxwijn in het buitenland met zijn werkelijke naam werd genoemd, en niet gewoon met ‘Bordeaux’. Er bestond in die tijd in de Londense City nog een tweede taveerne die werd gedreven door een Franse kok: de Royal Oak in Lombard Street, waar Pepys ‘een soort Franse wijn die Ho Bryen heette en een heel bijzondere, prettige smaak had’ kwam drinken. In 1683 schreef John Evelyn in zijn dagboek dat hij een gesprek had gevoerd met Pontac, de zoon van de beroemde voorzitter van het parlement in Bordeaux en eigenaar van de uitstekende cru Haut-Brion waaruit de beste wijn van Bordeaux afkomstig is.
Op hun beurt kwamen ook Dryden, Swift en de Foë in deze taveerne dineren en Swift was van mening dat de wijn daar duur was voor 7 shilling per flacon. In 1677 bracht Locke, de filosoof, een bezoek aan Haut-Brion en hij merkte op dat de prijzen waren gestegen ‘vanwege de bestellingen die rijke Engelsen, die ze coûte que coûte willen hebben, hadden geplaatst’.
De voorspoedige jaren uit de 18de eeuw waren de periode waarin de wijnen uit de Médoc die van de Graves in populariteit voorbijstreefden. Maar Haut-Brion wist zijn prestige te handhaven. In 1770 verdeelde graaf Fumel het wijngoed in 2 delen. Hij behield het château en een deel van de wijngaarden en verkocht de rest, Chai Neuf genaamd, aan de markies de Latresne. Bij het uitbreken van de Revolutie behoorde het château toe aan zijn vijfde zoon, Joseph, burgemeester van Bordeaux, die in 1794 stierf onder de valbijl. Een deel van het château werd door de Staat geconfisqueerd en een ander bleef in bezit van de familie, die vervolgens het deel van de Staat terugkocht en het in 1801 doorverkocht aan Talleyrand die het tot 1804 behield.
Niets wijst erop dat Talleyrand op HautBrion heeft gewoond, maar we hoeven er niet aan te twijfelen dat hij van de wijn wist te profiteren. Zijn diplomatieke successen waren niet alleen te danken aan zijn levendige geest, zijn betoverende conversatiestijl en aan het talent van zijn keukenmeester, maar ook aan de uitnemende kwaliteit van zijn flessen wijn. Op het congres van Wenen was hij iedereen de baas en dat kwam, naar verluidt, doordat hij de diplomaten luisterrijke diners aanbood.
Na 1804 beleefde Haut-Brion de minst glorieuze fase van zijn geschiedenis onder een reeks elkaar opvolgende zakenmensen. Eindelijk, in het jaar 1836, werd dit château gekocht door J.E. Larrieu. Vier jaar later kreeg hij de gelegenheid ook ‘de nieuwe kelder’ te kopen en kon hij het wijngoed weer in de oorspronkelijke staat terugbrengen. In korte tijd bracht hij ook de wijn weer op het oude niveau. Zodoende viel in 1855 Haut-Brion bij de classificatie van de fraaiste wijnen uit de Gironde de titel Premier Grand Cru ten deel (met veronachtzaming van andere grote Graveswijnen) samen met de 3 andere grote Médocs: Lafite, Latour en Margaux.
Toen ten slotte in 1953 en nogmaals in 1959 ook de rest van de Graves werd geclassificeerd, werd de luisterrijke rode wijn van Haut-Brion vanzelfsprekend als eerste geklasseerd. Zodoende is dit Château tegelijkertijd Premier Cru van i de Graves en van de Medoc. De witte wijn had minder succes. De witte HautBrion, minder beroemd dan de rode (vooral omdat hij maar 5 procent van de produktie van het wijngoed omvat) is niettemin in het algemeen een van de meest karakteristieke en een van de beste droge witte wijnen uit het gebied van Bordeaux. Terwijl de overige Premiers Crus qua produktie of omvang groter zijn geworden, is Haut-Brion blijven staan op een produktie van ongeveer 130 vaten per jaar, omdat deze wordt afgeremd door de nabijheid van de omringende randgemeenten.
Het wijngoed ligt in de buitenwijken van Bordeaux. De gebouwen van de grote stad en die van Pessac liggen er als een keurslijf omheen. Op de heuvels die rond de voornaamste kelders en het château liggen worden voornamelijk rode druiverassen verbouwd. Helemaal op de top groeien op vlak terrein de rassen Sémillon en Sauvignon die de witte wijn opleveren. Haut-Brion was in de streek van Bordeaux het eerste wijngoed dat roestvrij stalen gistkuipen in gebruik nam, waaraan alle moderne oenologen de voorkeur geven boven de oude houten kuipen die men in de schuren van sommige Grands Crus nog aantreft, niet alleen uit het oogpunt van gisting en de beheersing van de temperaturen, maar ook om redenen van hygiëne. Deze voortvarende modernisering werd in het begin van de jaren ’60 uitgevoerd onder de directie van Seymour Weller, destijds al 40 jaar aan het hoofd van Haut-Brion.
Kasteel en wijngaarden liggen er nu heel verzorgd en uitermate waardig bij. Tegen het eind van de jaren ’60 werd de schitterende natuurstenen inrijpoort gerestaureerd, en in 1973 werd begonnen met de bouw van een prachtige ondergrondse kelder. Ten slotte werd Haut-Brion in 1974 op fraaie wijze opnieuw gedecoreerd en werden de oude muren afgebikt om de schoonheid van de oude stenen te doen uitkomen. Deze verbouwing is het werk van de huidige eigenaresse van het kasteel, prinses Joan van Luxemburg, de dochter van Douglas Dillon die thans hertogin de Mouchy is. De bodem waarop de witte wijnplanten worden verbouwd is tamelijk leemachtig, terwijl die van de rode wijnplanten bestaat uit een dikke laag graves (de naam voor kiezel in deze streek). Deze grintlaag, die zijn naam heeft gegeven aan het hele gebied van de Graves, bereikt in Haut-Brion een dikte van 15 tot 20 meter.
Men zegt dat de poreusheid van deze grond, waarvan de stenen het zonlicht reflecteren, de warmte vasthouden en het water afstoten, de belangrijkste factor is voor de grote kwaliteit van Haut-Brion, zelfs in minder goede jaren. Water kan hier niet blijven en de aarde heeft de schraalheid waarin de wijnplant het naar zijn zin heeft. Bijzonderheden: de rode is een zeer grote wijn, dikwijls heel vol met de bijzondere smaak die hij te danken heeft aan de kiezelgrond van de Graves. Hij bereikt een hoge graad van élégance, en zelfs in minder goede jaren weet hij een beter geslaagd produkt te vormen dan de wijnen uit zijn omgeving doordat de druif, vanwege de ligging, er iets eerder rijpt. Het is ook gemakkelijker seizoenarbeiders aan te trekken in de buitenwijken van Bordeaux, waar het personeel in overvloed beschikbaar is en het werk gemakkelijk kan worden onderbroken wanneer het regent. De witte HautBrion is een van de beste droge wijnen uit de hele Bordeaux.
In tegenstelling tot Château-Lafite, Latour, Margaux en Mouton kan Haut-Brion zijn areaal niet uitbreiden. Daardoor blijft de hoeveelheid geproduceerde Haut-Brion relatief gering, terwijl de produktie van de overige Premiers Grands Crus de laatste jaren steeds is toegenomen.
Oppervlakte: rode 44 ha, witte 3 ha Gemiddelde produktie: rode 150 tonneaux, witte 9 tonneaux