Gepubliceerd op 12-01-2017

fenomenologie

betekenis & definitie

Fenomenologie is in strikte zin is een school in de twintigste eeuwse filosofie, gefundeerd in het denken van Edmund Husserl. Bekende leden van deze school zijn Roman Ingarden, Jean-Paul Sartre (hoewel die vooral met het existentialisme geïdentificeerd wordt), Merleau-Ponty, Martin Heidegger en Mikel Dufrenne.

Husserl verzette zich tegen het fenomenalisme van het logisch-positivisme, dat objecten opvat als een constructie uit zintuiglijke gegevens (of de objecten echt bestaan los van hun waarnemers is volgens het positivisme niet uit te maken, het is een vorm van anti-realisme)---alsof die eenduidig kenbaar zijn. Bewustzijnstoestanden moeten nog wetenschappelijk onderzocht met een geëigende methode: Niet natuurwetenschappelijk (maar zie hedendaagse cognitieve neurowetenschap), maar fenomenologisch: hoe het is om geest te ervaren. Leerstellig: het eerste feit over onze bewustzijnstoestanden is dat ze intentioneel zijn: ze betreffen iets. De concrete fenomenen (hoe dingen verschijnen) zijn gestreng te onderzoeken. Daartoe moeten we ze eerst onbevooroordeeld schouwen, wat erg moeilijk is want ze zijn er al zo aan gewend hoe de dingen op ons overkomen. Wat we dan vinden moeten we analyseren en beschrijven. In dat laatste schuilt een gevaar, want als we te snel beginnen met schrijven leggen we de dingen misschien op de verkeerde manier al vast. Dan moeten we door Wesensschau de algemene essenties en relaties van de concrete fenomenen onderzoeken. Dat kan onder andere door met de verbeelding variaties te bedenken en te bezien of de verschijnselen dan "onherkenbaar" veranderen (niet meer bij de onderzochte soort horen). Om in volledige vrijheid te kunnen variëren moeten we tijdelijk het geloof in hun existentie opschorten (Fenomenologische reductie). Tegen deze fenomenologisch reductie verzette Roman Ingarden zich vooral bij ethische vraagstukken, waar het van het grootste belang is het over reëel mogelijke gebeurtenissen na te denken. Bovendien merkt hij op dat "bestaan" alleen van objecten afgeleid kan worden, niet van ideeën in het bewustzijn. Bestaan is meer dan essentie. Ingarden verdedigt een realistische fenomenologie; Husserl een idealistische. Ten tweede kan de term, in meer algemene zin, begrepen worden als de ervaringswijze van mentale toestanden betreffende: de fenomenologie van een waarneming is dan de manier waarop een waarneming zich aan de waarnemer voordoet; de fenomenologie van een gevoel zal heel anders zijn.

< >