Nijlpaarden leven in het water. Eigenlijk klopt van hun naam niets; het nijlpaard is geen paard, veel eerder een zwijn.
De Egyptenaren noemden het nijlpaard dan ook zeer terecht een waterzwijn. Het nijlpaard komt altijd ’s nachts aan land, steeds op dezelfde plaats. Neus, oren en ogen kan het nijlpaard afsluiten, zodat het lang onder water kan blijven en met de korte poten zich op de zeebodem ook nog handhaven. Het nijlpaard is plomp, glimmend, angstaanjagend, 1½ meter hoog, plm. 3½ meter lang, met een muil als een diepe kuil een gewicht van 6000 kilo en hoektanden, die wel een halve meter lang kunnen worden. Zonder boven te komen kan het nijlpaard 30 km zwemmen en als het dier geeuwt is dat geen kwestie van verveling maar van woede. Als hij het warm krijgt, wordt zijn huid rood van het zweet. Het nijlpaardkind weegt bij de geboorte al 60 pond. Als nijlpaard kun je 40 jaar oud worden.