Kangoeroes hebben korte voor- en lange achterpoten. Als de kangoeroe zich de tijd gunt, loopt hij op zijn achterpoten, waarop hij zich springend voortbeweegt en de dikke staart helpt dan goed voor het evenwicht; een sprong van 8 meter lukt wel! De kangoeroe heeft een reiswieg voor de baby bij zich.
Professor Hediger zegt, dat de pasgeboren kangoeroe van de geboorteopening naar de buidel kruipt en dit weggetje weet te vinden doordat de moeder van te voren met haar tong de haren op haar huid heeft gladgestreken. Over deze klaargemaakte weg kruipt de kleine kangoeroe naar de reiswieg, de buidel, gaat daar drinken en is thuis. Het duurt wel een half jaar voor de baby weer voor de dag komt, maar ook dan weet de moeder wel, dat de buidel voorlopig geopend moet blijven om als veilige haven te dienen. Vooral in Nieuw-Guinea en andere delen van Azië wonen vele soorten kangoeroes.