In tropische streken woont een soort kat, die we jaguar noemen. Deze jaguar is zo groot als een leeuw, is er stellig ook verre familie van en heeft een huid, die de indruk geeft wat aan de ruime kant te zijn.
Dit roofdier lijkt ook wel op de panter, maar de staart is veel korter. De jaguar klimt, rent en zwemt en jaagt op apen, geiten en mensen, voornamelijk in Zuid-Amerika.
Men zegt, dat hij ook nog vist; voor dit doel gaat de jaguar in een boomtak zitten, die boven het water hangt, slaat met de staart op het water — alsof er fruit op valt — waarop de vissen die vers fruit eten naar boven komen, doch dan geen fruit maar de jaguar ontmoeten en nooit meer kunnen vertellen hoe alles wel in het werk ging.
De jaguar is vrij groot; de staart meegeteld komen we op 2½ meter; hoog kan hij 80 cm worden en de weegschaal wijst 250 pond aan als we er een jaguar op zouden zetten.