De appelvink wordt ook wel dikbek genoemd, omdat de snavel opvallend groot en dik is. ’s Zomers is deze blauw en in de winter geel. De appelvink heeft witte vlekken op zijn schouders en een witte rand op de korte staart.
De ouderen hebben kastanjebruine veren, maar de kinderen herken je doordat ze een gele keel hebben. In maart, april en mei kun je deze vink horen zingen en roepen „diek-wérie-wérie”; de meeste kans hierop is in het midden en oosten van ons land. De appelvink is dol op kersen- en pruimenpitten, beukenootjes, appelpit- hier mist een stuk.