Wetenschap die de geschiedenis van het bouwen, het bouwvak, de constructies en de materialen bestudeert in samenhang met de gebouwde omgeving, gezien vanuit het vakgebied van diegenen, die het bouwwerk tot stand brachten: de ambachtslieden, de bouwers, de bouwkundigen. Daartoe worden gegevens ontleend aan de bouwmassa, archivalia, archeologisch materiaal, literatuur, oude afbeeldingen e.d.. De bouwhistorie ontstond na 1955, toen het besef groeide, dat er veel was af te lezen over de bouwtijd en de bouwwijze van een gebouw aan de manier waarop het is opgetrokken en uit de toegepaste materialen en constructies.
Vgl. architectuurhistorie en bouwgeschiedenis.