Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Willem Bilderdijk

betekenis & definitie

werd geboren te Amsterdam 7 September 1756 als zoon van een dokter, die later zijn practijk liet varen en ambtenaar werd. De jonge Büderdijk genoot in zijn jeugd weinig liefde en weinig vreugde, ontving in huis een eenzijdige opvoeding, leed jaren lang onder de gevolgen van een trap op zijn linkervoet, en had ook overigens een zwak gestel ; bovendien was hij teruggetrokken van aard, zwaarmoedig, neerslachtig, en in verband daarmede ook achterdochtig en licht zich gekrenkt gevoelende; naarmate hij van zijn gaven zich bewust werd, en op later leeftijd aan zichzelven een grafelijke afstamming toeschreef, voelde hij zich te dieper teleurgesteld, als het leven niet aan zijn romantische verwachtingen en hooge eischen beantwoordde.

Toen hij in 1785 in het huwelijk was getreden met Cath. Reb. Woesthoven, nam deze ontevredenheid met zijn lot nog toe, want de overeenstemming der zielen van hem en zijn gade liet veel te wenschen over; financiëele zorgen, ten deele gevolg van een leven op te grooten voet, kwelden hem en drukten hem neer; en zijn deelnemen in den partijstrijd van die dagen bezorgde hem vele vijanden. Wel mag men daartegenover niet vergeten, dat hij zich van zijn prille jeugd af aan door buitengewone inspanning vele en velerlei kundigheden eigen maakte, door zijn op prijsvragen ingezonden en bekroonde dichtstukken reeds 1775 goeden naam verwierf, in kennis kwam met en de vriendschap genoot van vele later beroemde mannen, als advocaat in Den Haag sedert 1782 een drukke practijk kreeg en vanwege zijn warme vaderlandsliefde en Oranjegezindheid in gunst stond bij het hof en de Prinsgezinde partij. Toen hij in 1795 weigerde een eed van trouw af te leggen aan de veranderde staatsinrichting 'en de daarin uitgedrukte beginselen, werd hij veroordeeld, binnen 24 uur Den Haag en binnen 8 dagen Holland te verlaten. Elf jaren, van Maart 1795 tot Maart 1806, bracht hij toen in het buitenland door, eerst in Londen, waar hij de 20 jaar jongere Cath.

Wilh. Schweickhardt leerde kennen en haar in weerwil van zijn huwelijk, aan zich verbond, en daarna in het hem weinig sympathieke Brunswijk. Toen hij in het vaderland terugkeerde, vond hij alles veranderd ; ofschoon hij onder koning Lodewijk een goed bezoldigden post bekwam en onder Willem I een vast jaargeld genoot, voelde hij zich in Nederland, en vooral in Amsterdam, waar het professoraat aan het Atheneum hem onthouden werd, niet meer thuis, vertrok naar Leiden, waar hij een kleine schare discipelen wist te vormen, en ging vandaar in 1828 naar Haarlem, waar hij 18 December 1831 overleed. In zijn onrustig leven heeft hij toch een groote werkkracht tentoongespreid; zijn dichtwerken, samen meer dan 200.000 regels uitmakende en zijn talrijke geschriften op linguistisch, litterarisch, historisch, religieus, ethisch, filosofisch gebied leggen daarvan getuigenis af. En al die werken worden door ééne gedachte bezield; Bilderdijk stond antithetisch tegenover heel zijne eeuw, hij stond lijnrecht tegenover haar rationalisme, pelagianisme en moralisme, tegen haar gekunsteldheid en gemaniëreerdheid. Zijn geniale begaafdheid en zijn romantische natuur leidden hem reeds tot die antithese; maar deze werd principiëeler en positiever, naarmate hij in de Christelijke wereldbeschouwing met haar verzoeningsgedachte inleefde en achter Kant tot de wijsbegeerte van Leibniz terugging.

Eenheid, orde, harmonie, eenheid, die door de liefde zich uitbreidt in de rijkste verscheidenheid — dat was de diepe gedachte, die Bilderdijks denken en leven bezielde; dat het ideaal, hetwelk hij te vuriger liefhad en te ernstiger zocht, naarmate hij het in zijn eigen bestaan, in zijn omgeving en in heel zijn eeuw te minder aantrof en daaraan dus te grooter behoefte gevoelde. Als dichter en denker, als taalgeleerde en prozaist, als geschiedvorscher en jurist, op elk gebied, waarop zijn rijke geest zich bewoog, en in dit alles als Christen was het er hem om te doen, om in het Goddelijke wezen zelf, in zijn eigenschappen en in zijn werken de eenheid in de verscheidenheid te bewonderen, en om dies ook in al het geschapene die geestelijke eenheid na te speuren, welke alle dingen samenhoudt en verbindt. Daarom was voor Bilderdijk niets onverschillig; hij stelde in alles belang, en breidde zijn gezichtskring naar alle richtingen van kunst en wetenschap uit. Schoon hij lang niet op al deze gebieden duurzaam werk leverde, menigmaal zelfs van dilettantisme en zonderlingheden niet vrij was, toch stond hij, behalve door zijn meesterschap in taal en poëzie, ook door zijn geniale inzichten, door zijn rijke visie op wereld en leven, hoog boven verreweg de meesten zijner tijdgenooten. Schijnbaar meer van het verleden, zag hij toch veel meer dan anderen in de toekomst vooruit; en zijn geest leefde in een kleine, maar edele schaar van volgelingen voort.

< >