Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 08-01-2020

Van der Kodde

betekenis & definitie

I. Willem van der Kodde of Guilielmus Jacobus Coddaeus werd in ’t laatst van 1575 als vierde zoon van Jacob Willemszvan der Kodde te Leiden geboren.

Zijn vader, die zich met turf visscherij en landbouw „geneerde” liet hem een wetenschappelijke opvoeding geven. In zijn jeugd volgde hij de lessen van Nicolaus Stochius en den 22sten Februari 1588 werd hij studentin de letteren aan de Leidsche Hoogeschool.

Vooral op de oude letteren en dan inzonderheid op het Grieksch en het Hebreeuwsch legde Coddaeus zich toe. Ook leerde hij van enkele geleerde Joden het Syrisch.

Onder de hoogleeraren Trelcatius en Junius hield hij verschillende disputationes. Zoo onder Junius over de praedestinatie op 3 Februari 1593 en onder Trelcatius op 1 Mei 1594 E ngcoroxTioia; historia.

Hij heet dan: Guilielmus Coddaeus, Rhenoburgius (P. C.

Molhuysen, Bronnen tot de geschiedenis der Leidsche Universiteit, deel I, bl. 294* en 335*). In de jaren 1593, 1596, 1597, 1598, 1599 en 1600 stelde hij exercitii causa stellingen op, waarvan alleen die uit het jaar 1596 zijn bewaard gebleven.

Den 24sten December 1592 sprak hij (hij heet nu de zoon van een boer uit Rijnsburg) een rede uit over de vruchten van Christus’ geboorte.

Den 24sten December 1593 hield hij als conrector van de triviale School opnieuw een sierlijke en voortreffelijke rede over de geboorte van Christus (Diarium Ev.

Bronchorstii, uitgegeven door J. C. van Slee, p. 49 en 68).

Toen de studenten 7, 8 en 9 Juni 1595 drie blijspelen van Aristophanes, Seneca en Plautus opvoerden, fungeerde de conrector Coddaeus als choragus (Diarium, p. 91).In Augustus 1601 werd hij op een jaarwedde van f 300 tot buitengewoon hoogleeraar in het Hebreeuwsch aangesteld, terwijl hem 5 October 1601 de Medische gehoorzaal voor het geven van zijn colleges werd toegewezen. Den 10/1 lden November 1602 werd hij tot gewoon hoogleeraar benoemd. Den 7den Juli 1603 werd hem de theologische gehoorzaal onder zekere voorwaarden toegestaan. Tevens werd zijn wedde in 1603 tot f 400 verhoogd en in 1606 tot f 500. Éénmaal trad hij als rector magnificus op.

Eigenaardig is, dat in November 1602 professor Gomarus ook Coddaeus voor het professoraat in de theologie bij Heeren Curatoren en Burgemeesters aanbeval, omdat hij „altijts soe cloeck in disputationibus hadde gedefendeert ende soo subtyl geopponeert, dat hy cum indicio omnium studiosorum gehouden is geweest de cloeckste van allen” (P. C. Molhuysen, a. b., I, bl. 144). Na den dood van professor Snellius hield Coddaeus op dezen een sierlijke en geleerde lijkrede (Diarium, p. 131).

In October 1610 verklaarde hij „ter camere van de Heeren Curatoren en Burgemeesteren”, dat Vorstius, die tot theologisch hoogleeraar benoemd zou worden en zelfs van Socianisme verdacht werd, hem zulk een contentement gegeven had, dat hij ten volle voldaan was.

In Februari 1616, bij het begin van zijn rectorschap, kreeg Coddaeus f 100 extra.

Den 29sten Februari 1619 werd hij echter geschorst of gesuspendeerd met behoud van zijn tractement. Coddaeus had de zijde der Remonstranten gekozen en door het schrijven en publiceeren van eenige tractaten was zijn opinie niet verborgen gebleven. Den 10den Februari 1621 volgde eindelijk zijn ontslag, omdat hij noch aan de Kerk noch aan de Professoren contentement had gegeven; f 100 werden hem „tot affscheyt” toegekend (P. C. Molhuysen, a. b., II, bl. 12, 96, 102, 127*).

In 1623 werd ook Coddaeus, dank zij de samenzwering tegen Prins Maurits, gevangen genomen, maar al spoedig toen zijn onschuld overtuigend bleek, weer op vrije voeten gesteld.

Nog in 1625 was onze Coddaeus in leven.

Verschillende geleerde werken zagen van zijn hand het licht. Hij was volbloed Arminiaansch.

II. Zijn vier broeders Jan, Adriaan, Gijsbert en Jan, leerlooiers van beroep, respectievelijk wonende te Rijnsburg, te Warmond en te Oegstgeest, waren oorspronkelijk geestverwanten van de beide vurige anti-Calvinisten Castellio en Coornhert. Zij kozen de zijde der Remonstranten. Toch waren zij niet minder de zienswijze der Doopsgezinden toegedaan.

Gijsbert, die ouderling was geweest, was van al deze broeders de invloedrijkste, maar ook de scherpste in zijn optreden. Hij was een energiek man en van grooten ijver. Onder zijn doortastende leiding kwam het te Warmond (na de afzetting van de talrijke Remonstrantsche predikanten) tot vrij profeteeren, waaraan later nog andere nieuwigheden werden toegevoegd, zooals de dompeldoop en de toelating van ieder tot het avondmaal, onverschillig van welke kerk hij was. Zoo werden deze Van der Kodde’s de vaders van een nieuwe beweging, van de zoogenaamde Rijnsburgers, menschen, van wereldzin en alle kerkleer afkeerig en straks de voorloopers van de meer bekende Collegianten. Over dezen zie: Collegianten, deel I van dit werk.

< >