In het Johannesevangelie wordt de Heilige Geest met dezen naam aangeduid. Kort voor zijn heengaan van de aarde geeft Jezus daarin aan de apostelen de rijke belofte: „En Ik zal den Vader bidden, en Hij zal u eenen anderen Trooster geven, opdat Hij bij u blijve in der eeuwigheid,” terwijl het volgende verste kennen geeft, wien Hij met dien Trooster bedoelt, namelijk den Heiligen Geest of den Geest der waarheid, welken de wereld niet kan ontvangen, want zij ziet Hem niet en kent Hem niet (Joh. 14:16—17).
In dezen naam ligt een duidelijke aanwijzing omtrent de persoonlijkheid des Heiligen Geestes: er is geen onpersoonlijke kracht, invloed of geestesstrooming onder te verstaan, maar zeer beslist de derde Persoon in de Heilige Drievuldigheid, die, na het door Christus volbrachte werk der verzoening, woning in de gemeente of kerk zou maken om haar te bezielen en tot de volmaking te leiden. In de Grieksche taal staat voor Trooster het woord Parakleet.
Wij kunnen het ’t best vertalen door Advocaat. Zoowel het één als het ander heeft de passieve beteekenis van iemand, die tot hulp, steun en raad er bij geroepen wordt, gelijk onze pleitbezorgers in de gerechtshoven.
De taak van een pleitbezorger strekt zich nu naar twee zijden uit. Allereerst pleit hij bij den rechter vóór zijn cliënt, maar vervolgens is hij ook de steun, de raadsmanen helper van zijn cliënt.
In beide beteekenissen komt het woord Parakleet nu in den Bijbel voor, en beide malen juist bij Johannes. Éénmaal duidt hij er Christus mede aan om te zeggen, dat Hij in den hemel onze zaak bij den Vader behartigt en voor ons pleit. Onze Bijbelvertalers hebben op die plaats het woord Parakleet overgezet met Voorspraak: „Mijne kinderkens! ik schrijf u deze dingen, opdat gij niet zondigt; en indien iemand gezondigd heeft, wij hebben eenen Voorspraak bij den Vader, namelijk Jezus Christus, den Rechtvaardige” (1 Joh. 2 : 1).
De tweede maal, in den aangehaalden tekst van zijn evangelie, duidt hij er echter den Heiligen Geest mede aan, om aan te geven, dat Deze als onze groote, innerlijke Pleitbezorger bemoeienis met ons zelf houdt, ons steunt, helpt, raadt en troost door ons ter juister tijd indachtig te maken alles wat Christus in zijn evangelie geopenbaard heeft; door ons de vrucht zijns werks toe te eigenen, en ons telkens weder, wanneer wij dreigen te versmachten, als met eigen hand naar de bron des levenden waters te leiden, die in Christus ontsprongen is. Dit is het troost-ambt des Heiligen Geestes, wel te onderscheiden van zijn straf-ambt, waardoor Hij ons aan ons zelf in onze zonde en schuld ontdekt.
Maar ook dit straf-ambt loopt tenslotte op het troost-ambt uit, het is er de noodzakelijke voorbereiding van, want getroost kan slechts worden, wie ingezien heeft niet in zich zelf voor den heiligen God te kunnen bestaan.
In vergelijking met zich zelf noemt Jezus Hem een anderen Trooster.
Daarin ligt een zekere gelijkheid opgesloten. Wat Christus zelf voor de apostelen geweest was, toen Hij in ’t vleesch met hen rondwandelde, door hen te steunen, te helpen en raden, in één woord door hen te troosten of bij te staan, dat zou de Heilige Geest na zijn heengaan innerlijk voor hen zijn, zoodat zij zich niet verweesd en verlaten zouden gevoelen.
Er ligt echter óók een verschil met Christus in opgesloten. De Heilige Geest zou zeker in zooverre een andere Trooster zijn, dat het zijn ambt niet was evenals Jezus voor de zonde te lijden en te sterven.
Ddérop doelt Christus hier echter niet in de eerste plaats. Hij spreekt in den aangehaalden tekst het onderscheid openlijk uit, waarop Hij het oog heeft: Hij zelf was slechts voor een betrekkelijk korten tijd bij de apostelen en discipelen geweest.
Maar de Heilige Geest zou als de Trooster daarentegen in eeuwigheid bij hen blijven. En zoo is de Geest dan ook nooit van de gemeente geweken sinds Hij uitgestort is.