(turtur communis) behoort tot de orde der duiven (columbae), heeft lange vleugels, vliegt snel en sierlijk, is een trekvogel (Jer. 8 : 7), die in ons land van April tot September vertoeft en vooral in Zuid-Europa, WestAzië (Hoogl. 2 : 12) en Noord-Afrika gevonden wordt. Voedt zich met zaden (vooral van onkruiden) en kleine slakken.
Kleur grootendeels bruin en rood. Lichaamslengte 30, vleugellengte 18 centimeter.
Snavel zwart, aan den wortel zacht en met een washuid bedekt. Teenen vrij lang; achterste teen even hoog ingeplant als de 3 voorste.
Zeer kunsteloos nest in boomen. Leven monogaam.
Broeden eenige malen in ’t jaar. Wijfje legt telkens 2, bijna 3 centimeter lange eieren.
Mannetje en wijfje broeden afwisselend. Broedtijd 16 dagen.
Jongen komen naakt en blind uit het ei.
Onder het gevogelte, dat Abram op Gods bevel nam, was ook een tortelduif (Gen. 15:9).
Als offerdieren werden tortelduiven veel gebruikt (Lev. 1 : 14; 5 : 7; Luc. 2 : 24). De kerk des Heeren wordt met een tortelduif vergeleken (Ps. 74 : 19).
De in Afrika en in Zuid-Azië levende lachduif (streptopelia risoria), hier veel als huisdier gehouden, wordt ook vaak tortelduif genoemd.