Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Tjeerd Cannegieter

betekenis & definitie

Geboren 1846, theologiae doctor, Nederlandsch Hervormd predikant te Tzum, werd na het bedanken van J. H.

Gunning in 1878 aan de Universiteit te Utrecht, van wege de synode der Nederlandsche Hervormde Kerk benoemd voor het geven van kerkelijk hooger onderwijs. Aangezien hij een beslist aanhanger der Groninger richting was, gaf zijn benoeming tot kerkelijk hoogleeraar in het orthodoxe Utrecht grooten aanstoot.

De ontevredenheid over zijn aanstelling uitte zich door de oprichting van de Vrije Universiteit te Amsterdam, en door de instelling te Utrecht van een privaat-college in dogmatiek van Dr Bronsveld, als tegenwicht tegen het vrijzinnig onderwijs van dezen hoogleeraar. Aanvankelijk nog Evangelisch, liet Prof.

Cannegieter allengs het bovennatuurlijke los en werd hij modern. Om zijn telkens hernieuwde overdenking van het intiem verband van God en menschelijke persoonlijkheid geldt hij voor den mysticus van het Modernisme.

Kerkrechtelijk bepleitte hij met taaie volharding de bevoegdheid der synode tot regeling van het Beheer. In De moderne richting, Kerk en Secte 1908, gaf hij een korte schets van het Modernisme.

In 1909 zagen enkele van zijn opstellen uit Teylers Theologisch Tijdschrift gebundeld het licht onder den titel: Godsdienst en Zieleleven, tot aanwijzing van de grondgedachte, die zijn overtuiging beheerscht, dat godsdienst en zieleleven een ondeelbare éénheid zijn.

< >