Een kundig Romeinsch advocaat, dien de hoogepriester Ananias gebruikte, om zijne aanklacht tegen Paulus bij Felix voor te dragen (Hand. 24 : 1—8). Zijn rede, waarvan Lucas maar een kort uittreksel geeft, is een voorbeeld van valsche welsprekendheid.
Met schaamtelooze vleierij prijst hij den gehaten landvoogd in het aangezicht en doet hem met slimme woorden verstaan, dat veel wat in zijn ambtelijk en privaat leven alles behalve prijzenswaardig was, zou worden toegedekt, indien hij slechts in dezen aangeklaagde veel schuld wist te vinden.