Volgens de geologen wordt de geschiedenis der aarde verdeeld in de tijdperken : Primair (of Paleozoicum), Secundair (of Mesozoicum), Tertiair (of Kaenozoicum) en het Quartair, dat nog voortloopt in het heden. Het karakter van dit tertiaire tijdvak is dan ook in hoofdzaak de overgang naar den tegenwoordigen tijd.
De kenmerken van de geologische gebeurtenissen in het tertiair zijn, volgens H. Credner:1. De grenzen van land en zee wisselen meer dan eens.
2. De tegenwoordige hooggebergten als Pyreneeën, Alpen, Karpathen, Himalaya zijn toen gevormd.
3. Geweldige vulkanische uitbarstingen komen over de heele wereld voor.
4. De klimaatzones ontwikkelen zich, zooalswij die nu kennen.
5. Vele diersoorten en plantenvormen sterven uit. De Ammonieten en Belemnieten verdwijnen, evenzeer de typische mesozoische dieren als Dinosaurier, Mososaurier enz.
6. Er is een geweldige ontplooiing in de plantenwereld en van de hoogere dieren.
Men verdeelt de tertiaire periode vaak in tijdvakken als: Eoceen, Oligoceen, Mioceen, Plioceen. In Nederland vindt men eoceene gronden in Twente (groenzand); oligoceene leem in Zuid-Limburg en in den Achterhoek en Twente; mioceene bruinkolen in Zuid-Limburg; plioceene zandgronden in Zeeuwsch-Vlaanderen. Zoo komen op den Berg Gerizim in Palestina mioceene Elveolinekalk en Nummulietenkalk voor; plioceene kalk bij Tiberïas.
Voor het grootste deel valt het tertiair vóór de schepping van den mensch. Nimmer zijn in het tertiair cultuurresten of beenderen van menschen gevonden. Niet onmogelijk is evenwel zooals Dr H. Bavinck zegt, dat het z.g. tertiaire tijdvak tot aan den zondvloed reikt. (Gereformeerde Dogmatiek II, 542).