In den loop der tijden heeft dit woord niet steeds precies dezelfde beteekenis gehad. Oorspronkelijk beteekende het zooveel als „coalitie” en werd er door aangeduid eene vereeniging van met elkander strijdende partijen.
Zoo bezigde het Plutarchus. In latere eeuwen ten tijde der reformatie werd in de kringen, die zich op de herleving van het classieke toelegden, dus onder de aanhangers der Renaissance, onder het woord syncretisme verstaan de verzoening van onderscheidene beschouwingen, die niet in alles met elkander harmonieerden, b.v.
Plato en Aristoteles poogden de syncretisten tot overeenstemming te brengen. Tot deze wijsgeerige richting behoorden o.a. mannen als Bessarion, die pl.m. 1436 bisschop van Nicaea heette, later tot de Roomsche kerk overging, nadat hij met keizer Johannes VII Palaeologus naar Italië was gekomen.
Hij was omgeven door een kring van Grieksche en Latijnsche geleerden en deed veel voor de herleving van het classicisme en poogde de scherpe conflicten tusschen de volgelingen van Plato en Aristoteles te bezweren. Tot deze syncretisten behoorde ook Johan Pico van Mirandola, die de meening was toegedaan, dat God zich in alle religies en in alle filosofieën openbaarde.
Hij stierf in 1533. Deze richting heeft grooten invloed geoefend, want Savonarola, gestorven 1498, Johan Reuchlin, Ulrich von Hutten en dergelijke mannen, die voor de opkomst der Reformatie van groote beteekenis waren, ondergingen den invloed dezer syncretistische beweging.Nog later verkreeg het woord syncretisme een meer ongunstige beteekenis, toen het in afkeurenden zin gebruikt werd om eene poging te noemen, die de strekking had met elkander strijdige beschouwingen, zonder eene wezenlijke opheffing van de tegenstrijdigheden, tot eenheid te brengen. Dit kon uit den aard der zaak slechts geschieden door een zwakke toegeeflijkheid te oefenen, die omdat het streng logische op den achtergrond werd gedrukt en gevoelsuitingen den boventoon voerden, aan het dit quasi wijsgeerig streven een stempel van karakterloosheid opdrukten.
In de geschiedenis der theologie heeft het woord dikwijls gediend om de overigens prijzenswaardige pogingen te noemen, die werden ingesteld om in den strijd der partijen de eenheid na te streven. Zoo heeft b.v. Zwingli in 1525 in de Avondmaalstwisten gepoogd om tot een syncretisme te komen, opdat niet de verdeeldheid tot ondergang zou voeren. Hij verstond daar onder dus het onder afzien van kleine geschillen tot eenheid komen. Het woord verkreeg alzoo den zin van het bij elkander houden van de dissentieerenden. Zoo heeft het dus een goede en een kwade beteekenis.
Een goede als het gold de bevordering der noodige eenheid, een kwade, wanneer dit gekocht moest worden ten koste van waarheid en oprechtheid. In de 17e eeuw werd ook in de kringen van het Gereformeerd Protestantisme dit syncretisme zelf ten gevolge van steeds meer opduikende verschillen en oneenigheden een probleem, waarover veel gediscussieerd en gestreden werd met Roomsche theologen, maar ook tusschen Gereformeerden onderling. Bekend is uit dit oogpunt het Eirenicum van David Paraeus, waarin hij tot eenheid tegenover den Roomschen Antichrist vermaande en dat natuurlijk weder Roomsche bestrijders in het harnas bracht. Ook in volgende jaren, vooral gedurende de controversen tusschen de Lutheranen en Gereformeerden, ontstonden er allerlei conflicten, waarin het syncretisme een rol speelde. Van beteekenis waren daarin de syncretistische pogingen van Calixtus, die zich keerde tegen Luthersche en Roomsche drijvers. Calixtus eischte, dat allen, die met de apostolische geloofsbelijdenis instemden, zich daarom tot elkander getrokken moesten gevoelen en de Jezuiet Pater Erbermann, die hem in zijn Eirenicum catholicum bestreed, stelde daartegenover, dat er geen gevaarlijker haeresie bestond, dan die waardoor een valsche eenheid werd aanbevolen en niet slechts eenheid van menschen, die in religie verschilden, werd aanbevolen, maar ook verschillende religies gelijk gesteld.
Zoo kreeg dus het syncretisme in dezen strijd een ander karakter. Het werd nu opgevat als een door elkander mengen van verschillende religies. Dit heeft zelfs ten gevolge gehad, dat de afleiding van het woord geheel werd veranderd. Op het voetspoor namelijk van Plutarchus had men tot op dit moment het woord van een Grieksch woord afgeleid, dat ongeveer beteekende: „gezind zijn als de Cretensers”, die er voor bekend stonden, dat zij veel onderlinge twisten hadden, en zich als er een vijand van buiten kwam, terstond vereenigden en hun onderlinge veeten terzijde stelden. Doch deze beteekenis gaf men nu prijs en stelde daarvoor een andere in de plaats, die was afgeleid van het Grieksche woord, dat dooreenmengen beteekent. Zoo werd nu syncretisme de technische term, die in de godsdienstwetenschap wordt gebruikt voor het dooreenmengen, het in elkander vervloeien, van verschillende religies.
In de geschiedenis der godsdiensten is syncretisme een verschijnsel, dat veelvuldig voorkomt in samenhang met of als begeleidend verschijnsel van de politieke ontwikkeling, die met de fusie van onderscheidene stammen tot een volksgemeenschap gepaard gaat. Zulk een fusie van stammen leidt tot een fusie van hunne eerediensten. In de wording van het polytheïsme is dan ook het syncretisme een zeer belangrijke factor, daar het ook het overnemen van godheden noodzakelijk maakte. Zoo zijn de groote polytheïstische volksgodsdiensten ontstaan met hun rijk pantheon en heeft de syncretistische drang ook voor de vorming en vervorming van de mythologische scheppingen der volken een groote beteekenis gehad. Daar toch de bewegingen der stammen en volkeren, die tot groote politieke eenheden geleid hebben, meestal met groote worstelingen gepaard gaan, weerspiegelen zich deze ook in de mythen, die dikwijls reflexen bevatten van hetgeen onder de volkstammen plaatsgreep. Het ligt echter voor de hand, dat waar syncretisme intreedt, de voorstellingen, die met de godheden oorspronkelijk verbonden werden, soms diep ingrijpende wijzigingen ondergaan, terwijl ook overneming van cultische elementen dikwijls met verandering van hun zin gepaard gaat.
Feitelijk verkeert de menschheid en verkeeren met haar alle volken in voortdurenden toestand van verandering. Als zoodanig is het syncretisme een blijvend verschijnsel, dat de geschiedenis der menschheid als op den voet volgt. Alle uitwisseling van cultuur, alle geestelijk contact, dat er tusschen de volken plaats grijpt, gaat met syncretisme gepaard. Maar er zijn perioden in de geschiedenis, waarin het meer bijzonder op den voorgrond treedt en in het oog valt. Gewoonlijk zijn dit niet de perioden van nationalen of cultureelen bloei. Zoodra culturen of volken ten ondergang neigen, zijn zij minder in staat zichzelven rein te houden in hunne ontwikkeling.
Vreemde elementen worden dan als modeartikelen overgenomen en nagevolgd. Zoo kenmerkte zich de tijd van den ondergang van het Romeinsche rijk en van de classieke cultuur door een zeer sterk inwerkend syncretisme. Vele Oostersche religies deden in het Westen haar intrede. Het Oostersch mysticisme werd in zijn veelheid van openbaringsvormen ingehaald, beïnvloedde in sterke mate het godsdienstig leven en ook de wijsbegeerte. De vereering van allerlei vreemde, vroeger in het Westen geheel onbekende góden brak zich baan. En zoo werd langzaam maar zeker het oude Romeinsche cultuurleven ondermijnd en de algeheele ondergang voorbereid.
En ook onze tegenwoordige tijd vertoont een zeer sterk op den voorgrond tredend syncretisme. Het cultuurleven der Westersche menschheid onzer dagen, ook in Nederland, draagt uit dit oogpunt gezien duidelijk de kenteekenen van een verval, dat aan den ondergang der cultuur voorafgaat. Ook onder ons zien wij, hoe het Oostersch heidendom in allerlei vormen binnendringt in onze oorspronkelijke Christelijke maatschappij. Met een herleving van het oude heidendom in sport en wijsbegeerte gaat gepaard een invasie van Oostersche godsdienstvormen. Op onrustbarende wijze zijn de Christenvolken door het kwaad van het syncretisme aangetast. Eerst heeft een heidensche wijsbegeerte het geestelijk leven der Westersche Christelijke kerken aangetast en in zijn kracht gebroken.
Daarna kankerde dit euvel door in het geheele cultureele leven, vervolgens ontsloot zich het Westersche leven in den loop der voorgaande eeuw eerst voor het Buddhisme, dat in Schopenhauer een profeet vond in Westersch gewaad, daarna voor allerlei andere Oostersche religies. In dit alles openbaart zich de geweldige afval, die deze tijden kenmerkt. De Schrift waarschuwt nadrukkelijk tegen alle syncretisme en spoort de gemeente des Heeren aan tot een rein houden van haar leer zoowel als van haar leven. Zij vermaant zich niet te vermengen en den ketterijen geen plaats te geven. Het is daarom ;de roeping der Christelijke kerk dit syncretisme tegen te staan en het pand rein te bewaren, dat haar is overgeleverd.