De naam Sukkoth kan hutten en woningen beteekenen. Jacob trok naar Sukkoth en bouwde daar voor zich een huis, en voor zijn vee maakte hij hutten.
Daarom noemde hij die plaats Sukkoth; het lag in Gilead (Gen. 33:17). Het wordt genoemd bij de verdeeling van het Overjordaansche (Joz. 13 : 27) en in de geschiedenis van Gideon (Richt. 8 : 5 enz).
Tusschen Sukkoth en Zartan in de Jordaanstreek werden in leemen vormen de koperen gereedschappen voor den tempel door Salomo gegoten (1 Kon. 7:46). Dit Sukkoth moet in verband met den naam van Sarethan (Zartan) waarschijnlijk gezocht worden in den stam van Gad en is dan hetzelfde als van Joz. 13 : 27.
In 2 Kron. 4 : 17 wordt hetzelfde medegedeeld; daar heet Zartan, Zered&tha. In Ps. 60 : 8 wordt gewag gemaakt van het uitmeten van de vallei van Sukkoth.
Hier wordt niet zoozeer gedacht aan de stad Sukkoth, zoo min dit in hetzelfde vers het geval is met Sichem; doch eer aan het land ten Oosten en Westen van den Jordaan, daar Sukkoth en Sichem belangrijke steden waren aan deze en gene zijde van den Jordaan (Ps. 108 : 8).In de tweede plaats komt Sukkoth voor in Ex. 12 : 37; 13 : 20 en Num. 33 : 5, 6, als legerplaats der kinderen Israëls. Omdat Egypte van oudsher bloot stond aan invallen van Aziaten, en Bedoeïenen meer dan eens hebben getracht zich meester te maken van de Nijldelta, werd dan ook waarschijnlijk ter versterking van de landengte van Suez onder de 4de dynastie (circa 2900 v. Chr.) de z.g. „vorstenmuur” opgetrokken, naar welken muur de woestijn van Sur, d.i. van den muur is genoemd. Deze muur was met een aantal vestingen versterkt, daartoe heeft ook Sukkoth de eerste legerplaats der Israëlieten behoord.
