is afgeleid van het Grieksche woord stigma, dat door teeken of litteeken vertaald wordt. Zoo komt dit woord voor in Gal. 6 : 17, waar de apostel Paulus zegt: ik draag de litteekenen van den Heere Jezus in mijn lichaam.
Hoewel het woord stigmatisatie afgeleid is van het woord, hier door litteekenen vertaald, is er groot verschil tusschen de teekenen, waarop de apostel hier doelt en die een gestigmatiseerde vertoont. Paulus draagt in zijn lichaam tal van litteekenen, zoo b.v. van geeselslagen en andere wonden, in de vervolging om Christus wil ontvangen; ’t zijn teekenen van Christus, als"’t ware bewijzen, dat hij Christus’ eigendom is.
Evenals een slaaf in die dagen het brandmerk van zijn heer in zijn lichaam droeg, evenzoo draagt de apostel de teekenen van zijn Meester. Niet deze teekenen, maar de wonden, die onzen Zaligmaker zijn toegebracht, vinden we in meerdere of mindere mate bij een gestigmatiseerde.Gestigmatiseerden zijn volstrekt niet zoo zeldzaam als men zou meenen; sedert 1927 tot nu toe heeft een boerenmeisje, Therese Neumann uit Konnersreuth in het Oosten van Duitschland heel wat opzien gebaard en tal van pennen in beweging gebracht. Eiken Vrijdag doorleeft ze in haar geest zoo intens het lijden van Christus, dat bloedende wonden ontstaan aan haar handen en voeten, dat er rondom haar voorhoofd bloed vloeit uit acht doornenkroonwonden, dat ze bloedige tranen schreit en dat ook uit een wond in haar zijde bloed druppelt; zoo luiden de mededeelingen van den pastoor, die haar van nabij gadeslaat, en van tal van andere ooggetuigen.
Als eerste in de rij der gestigmatiseerden, welke rij een bloedige keten vormt in de geschiedenis der christelijke kerk, noemt de overlevering Frans van Assisi, die zijn stigmata in 1224 als kluizenaar op den Monte Alverno in Italië in ’t laatst van zijn leven zou ontvangen hebben. Na hem vermeldt de historie tal van gevallen; volgens opgave van Roomsch Katholieke schrijvers zijn er 62 heilig verklaard; het aantal gevallen dat wordt opgegeven wisselt tusschen 80 en 300. De gestigmatiseerden waren voor verreweg het grootste deel vrouwen; behoorden bijna alle tot de Roomsch Katholieke kerk. In de kerken voortgekomen uit de Reformatie kwamen geen gevallen van stigmatisatie voor. Aan een bepaalden leeftijd was het verschijnsel niet gebonden, ’t Meest valt op, dat al deze personen min of meer krank waren, „vóór dit wonder zich in hen openbaarde” en velen waren zelfs in zwaar lijden. De meesten vertoonden verschijnselen van hysterie.
Het aantal stigmata, bloedende wonden is gewoonlijk vijf: in handen, in voeten en in de zijde. Een enkele vertoont ook de wonden der doornenkroon aan ’t voorhoofd, der geeselslagen op den rug en op den rechter schouder een wond, die ontstaan zou zijn door ’t dragen van het kruis. Ze ontstaan dikwijls onder hevige pijnen als een soort bloedblaren, die doorbreken.
Tot de meest bekende behooren: Louise Lateau uit Bois d’Haine, een klein Belgisch dorpje bij Charleroi, geboren 1850, gestigmatiseerd 1868; Anna Katharina Emmerich, geboren 1774, de gestigmatiseerde non uit het Augustijnerklooster Agnetenburg bij Dülmen in Westfalen vertoonde de stigmata bij tusschenpoozen van 1812—1819; Maria Mörl te Kaltern in Tyrol, geboren 1812, gestigmatiseerd 1834; Crescentia Nicklutsch uit de buurt van Meran in Tyrol en Maria Lazzari uit de buurt van Trient, beide in ’t begin der 19e eeuw; ’t laatste geval uit de vorige eeuw was Gemma Galgani, een dochter van een apotheker uit Toskane in Italië, 1899.
Vroeger beschouwde men dit verschijnsel öf als bedrog öf als een wonder. Van enkele gestigmatiseerden is inderdaad bewezen, dat er bedrog in ’t spel was: zoo trok een zekere Theresia Staedele in 1849 in de buurt van Zug in Zwitserland een jaar lang een menigte volks, waaronder verscheidene geestelijken, door haar extase en stigmata. Maar daarna werd ze ontmaskerd: ze maakte bij zichzelf de wonden met een speld. Men bracht haar voor ’t gerecht: ze werd zwaar gestraft en uit het Kanton verbannen. In de Roomsche kerk wordt echter het verschijnsel der stigmatisatie algemeen als een wonder, als een groote genadegift beschouwd.
De meeste stigmata ontstaan in een toestand van extase, een soort droomtoestand, in elk geval een toestand waarin iemand niet normaal van zinnen is. In zulk een extase, een toestand die door de mystici aller eeuwen in hun valsche mystiek werd beschouwd als het hoogtepunt van godzaligheid, houdt de werking der gewone zintuigen op, de wereld bestaat niet meer, met zijn geestesoog ziet de mysticus dan een of ander tafereel, b.v. den lijdensweg van Christus; in de extase verschijnen talrijke hallucinaties. Een uitgeput lichaam praedisponeert voor zulke ziekelijke toestanden. In zulk een extase zijn de voorstellingen levendig en de affecten sterk, en wel zoo levendig en sterk, dat ze bij een bepaalden aanleg zich in het lichaam afteekenen. Evenals men nu in hypnose door de voorstelling van branden bij iemand een brandblaar kan doen ontstaan, zoo ontstaan bij een gestigmatiseerde onder psychische invloeden de stigmata.
De Roomsche kerk beschouwt tal van gestigmatiseerden als heiligen, en de stigmatisatie als een buitengewone gunst en genade. Scharen van Roomschen gaan als bedevaartgangers een gestigmatiseerde bezoeken en haar voorbidding vragen.
Tegen deze opvattingen hebben we twee bezwaren : in de Schrift wordt het een groot voorrecht geacht om Christus’ wil te moeten lijden, maar het offer, dat Christus eenmaal aan het kruis gebracht heeft, behoeft niet, en mag daarom ook niet, herhaald worden, noch door den priester bij de mis, noch minder door iemand in zijn eigen lichaam; wij wandelen hier door geloof en niet door aanschouwen en daarom mogen we de ziekelijke extase niet begeeren. Een toestand van geesteskrankheid kan nooit ons ideaal zijn, mogen we niet stellen boven het bewuste geloofsleven.