Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Sterrendienst

betekenis & definitie

De godsdienstige vereering der sterren is overal verspreid geweest en heeft een groote beteekenis gehad voor het cultuurleven der menschheid, daar uit den aard der zaak overal de sterren des hemels in haren stand met de jaargetijden en dus met de vruchtbaarheid der aarde verband houden. Zij werden als zetels van goddelijke machten gedacht.

Zoo is het b.v. in het groote Finsche epos, de Kalewala genoemd, het geval. De sterren worden daarin beschouwd als zelfstandige machten met een begrensd machtsgebied.

Ook in het oude Egypte werden de sterren met de góden in verband gebracht. Vooral Sirius, de hond-ster, Sothis, een vaste ster der eerste grootte in het sterrebeeld van den Grooten Hond, welker licht 8 jaren noodig heeft om tot ons te komen, had voor de Egyptenaren belang bij de bepaling der lengte van het Egyptisch jaar.

Deze Sirius was de ster van Hathor, en de opgang dezer ster tegen den tijd van het Egyptisch nieuwjaar kondigde het rijzen van den Nijlstroom aan. Van nog meer beteekenis was de sterrendienst in het leven van Assyriërs en Babyloniërs.

De astrologie nam bij hen een zeer groote plaats in. Hét ideogram voor de godheid was een achtstralige ster, die reeds wees op de eenheid van de godheid en den hemel.

Vooral de planeten hadden hier beteekenis voor het menschelijke leven, daar zij voor het levenslot beslissend konden zijn. De ster van Istar, Venus, die van Marduk, Jupiter, werden hoog vereerd.

Alle groote góden werden met de vijf planeten in verband gebracht, zoodat met zon en maan een zevental ontstond, een getal, dat bijzondere heiligheid bezat voor de Babyloniërs.

Marduk’s zoon was Nabu, eerst te Borzippa vereerd, wiens naam duidt op zijn profetisch karakter.

Hij is de god der openbaring en zijn planeet was Mercurius. In de tempels werd de loop der sterren ijverig waargenomen.Ook bij de oude Arabieren was sterrendienst zeer in trek. De sterren trokken vanzelf de aandacht dezer woestijnbewoners. Zij bemerkten, dat het verschijnen of de ondergang van bepaalde sterren hun den begeerden zegen bracht. De planeten hadden ook voor hen beteëkenis in het menschelijk leven. Deze sterrendienst ging soms met menschenoffers gepaard. Aan de morgenster werd het beste van den buit, zelfs knapen, geofferd, die in den morgenstond op steenen geslacht werden.

Aanbidders van de sterren waren inzonderheid de Sabiërs of Sabaers, naar welke de sterrendienst zelfs met het woord Sabaïsme genoemd wordt. Deze Sabiërs worden in de Korón genoemd naast Joden en Christenen (Sure 2, 59) en staan dus volgens de Kordn op één lijn met dezen. De aanhangers van Mohammed werden in het begin Sabiërs genoemd of gescholden. Later werd deze naam gebruikt om de aanbidders der sterren te noemen, langzamerhand zelfs voorde heidenen in het algemeen. De bewoners van Haran in Mesopotamië werden in 830 door den Khalif Ma’ müm gedwongen hun heidendom prijs te geven. Zij gaven zich toen voor Sabiërs uit, een partij of richting, die in de KorSn erkend werd, om op die wijze hun heidendom te kunnen behouden.

Doch het ware karakter van dit heidendom kon niet verborgen blijven. Toen werd de naam (die dikwijls verward wordt met Seba uit den Bijbel of met het landschap Sabaea) voornamelijk gebruikt voor de aanbidders der sterren en voor de heidenen in het algemeen en nog later voor een mystische filosofische school.

In het Parsisme wordt een catagorie beschermgeesten de Fravashi in de jongere boeken als het Minokhired met de sterren vereenzelvigd, zóó dat de sterren de Fravashi worden van aardsche wezens. In het Bundehesch zijn zij de verdedigers van de vesting des hemels tegen Ahriman. Met lansen gewapend staan zij zoo dicht naast elkander als de haren op het hoofd. Ook daarbij is gedacht aan het sterrenheir. Zij zijn helpers van Ahura Mazda, wijzen aan maan en sterren den weg, als de booze daeva’s haar willen tegenhouden. Tegen het einde des jaars werden deze Fravashi gedacht af te dalen naar de aarde, terwijl zij in de tien laatste nachten des jaars, tusschen 10 en 20 Maart, opriepen om hen te eeren met offers.

De uit het Parsisme ontstane secten, inzonderheid de Zervanieten ruimden ook aan de sterrenleer een groote plaats in. De beelden van den dierenriem golden als weldadige, de planeten als vijandige machten. Saturnus en Mars stonden voor het groote of het kleine ongeluk; Jupiter en Venus voor het groote en kleine geluk.

Ook in den Mithra-dienst heeft sterrendienst een rol gespeeld. Zoo is dus vereering der sterren in verband met astrologie de gansche oudheid door bij alle volken in gebruik geweest. Het kan daarom niet verwonderen, dat ook in de Heilige Schiift over den sterrencultus der heidenen, dien de Israëlieten soms navolgden, gesproken wordt in afkeurenden zin. Israël had ook tijdens zijn verblijf in Egypte invloeden ondergaan, die het in de woestijn had meegenomen. Uit Exod. 32; Lev. 17 : 7; Deut. 12 : 8 blijkt dit. En dat ook sterrendienst werd nagevolgd, blijkt zeker duidelijk uit Amos 5 : 26, waar de profeet er aan herinnert, dat zij droegen „de tent van uwen Melech en den Kijün, uwe beelden, de ster uws gods, dien gij uzelven hadt gemaakt, Ezech. 20 : 7, 18, 26.

En een uitgebreide sterrendienst werd ingevoerd door de goddelooze koningen Achaz en Manasse, zoodra Juda in nauwere betrekking kwam met de Babyloniërs en Assyriërs, jeremia 44 : 17-19; 7 : 19; Ezechiël 8 : 7—18. Toch had de Heere, Deut. 4 : 19; 17 : 3, nadrukkelijk den dienst van het heir des hemels verboden. Zoo blijkt dus, hoe de heidensche godsdienst, zeker ook de heidensche mode van de volkeren rondom, een grooten invloed geoefend hebben op Israël. En dat ook in onze dagen met hunne astrologie, die ook nog door middeleeuwsche denkers o.a. door Thomas Aquinas werd gesteund, er nog van een sterrencultus kan worden gesproken, die door allerlei uit het Oosten tot ons gekomen mystische secten wordt beoefend, schijnt niet voor twijfel vatbaar. Het heidendom van dezen modernen tijd moge zich voor verlicht uitgeven, het is toch heidendom en volgt de sterren uit het Oosten nog na. In de Christelijke religie is echter voor deze dingen geen plaats.

< >