„De alliteratie of het stafrijm, dat tot in de 9e eeuw, zoowel in Noord- en Zuid-Duitschland als bij de Angelsaksen (en bij de oude Noren), welluidendheid gaf aan het vers, berustte op de gelijkheid der letters, waarmee de twee meest geaccentueerde lettergrepen in de beide saamgebonden deden van een versregel aanvingen”. (Jonkbloet, aangehaald Nederlandsch Wdb. XV, 475).
In den nieuweren tijd weer gebruikt door Hooft, Potgieter, Perk, enz.