noemt men een bloemlezing uit den Bijbel of Bijbelsch leesboek, dat voor het gebruik op de scholen is samengesteld. De schoolbijbel bevat dus vooral de historische gedeelten uitde Heilige Schrift en dan uit de profeten, psalmen, brieven enz. wat het meest onder het bereik van de jeugd valt.
Tegen een schoolbijbel zijn zeker ernstige bezwaren in te brengen. De keuze der stof is altijd min of meer willekeurig, voor ’t minst subjectief, men geeft het kind het Woord Gods niet zóó in handen, als God het gaf en kan het daardoor berooven, van wat het juist noodig heeft.
Het kind leert door den schoolbijbel den weg in den Bijbel niet of slechts ten deele vinden. En eindelijk elk streven om een bloemlezing te geven, komt er toe het aantal stukken steeds kleiner en de lengte der stukken steeds korter te maken.
Daar staan echter andere dingen tegenover. Men kan niet overal het kind den geheelen Bijbel in handen geven, daar zou soms misbruik van worden gemaakt.
Het is ook van beteekenis, dat het kind zijn Bijbel, waar het dien ook opslaat, verstaat. En zoo goed als de Zending eerst moet beginnen met een Bijbelsch leesboek te geven, zoo kan het in bepaalde omstandigheden noodig zijn een schoolbijbel te gebruiken.
Maar men voere geen schoolbijbel in, dan waar dit strikt noodzakelijk is. In Nederland bestaat, voorzoover wij weten, geen bepaalde schoolbijbel, maar verschillende kinderbijbels(vgl. deel III, bl. 400) of Bijbelsche leesboeken (Kaapsche kinderbijbel, werken van C.
F.
Schöttelndreier, W.
G. van de Hulst, J. C. de Koning e.a.) kunnen en worden ook met vertrouwen op scholen gebruikt.
In Duitschland is zeer bekend de schoolbijbel van het Bremer Bijbelgenootschap.