Christelijke encyclopedie

F.W. Grosheide (1926)

Gepubliceerd op 29-12-2019

Samuël

betekenis & definitie

is de naam die Hanna, de vrouw van den Efraïmiet Elkana, gaf aan het kind, dat zij op haar vurig gebed van God ontving (1 Sam. 1 : 20). Uit dankbaarheid wijdde zij hem den Heere toe, en bracht hem, nadat hij gespeend was, naar Silo, waar zich destijds de tabernakel bevond, tot den priester Eli, opdat deze hem tot den dienst van het heiligdom zou opvoeden.

Toen Samuël groot geworden was werd hij door den Heere tot profeet geroepen (1 Sam. 3 :3 v.v.); en de eerste profetische openbaring die hem gewerd, was de aankondiging van het oordeel dat God over Eli en zijn huis brengen zou, om de zonden van Eli’s zonen en de slapheid van den vader. Maar bij deze eene openbaring bleef het niet; al worden er ons niet vele meer vermeld, uit 1 Sam. 3 : 19—21 is duidelijk, dat hij regelmatig als openbaringsorgaan optrad, en dat hij als profeet of als „ziener”, zooals hij elders genoemd wordt (zie b.v. 1 Sam. 9 :11), in Israël algemeen erkenning vond.

Ook vinden wij hem aangeduid als „man Gods” (1 Sam. 9:6 v.v.). Met het optreden van Samuël begint de profetie een factor van beteekenis in het Israëlietisch volksleven te worden.

Vóór hem zijn ons behalve Mozes slechts twee profetessen bekend, namelijk Mirjam en Debora, terwijl er bovendien nog twee ongenoemde profeten vermeld worden, in Richt. 6 : 8 en 1 Sam. 2 : 27. Maar in de dagen van Samuël ontwaren we hoe plotseling geheele scharen van profeten naar voren komen (zie 1 Sam. 10:10; 19 : 20).

Dit geschiedt met reformatorische bedoeling; de profeten zijn het die het in het Richteren-tijdvak almaar afgeweken volk weer tot het geloof en den dienst van der vaderen God terugroepen ; ongetwijfeld is Samuël daarbij de eerste onder zijn gelijken geweest, en er komt in die dagen metterdaad een religieuze en zedelijke opleving tot stand.Niet alleen echter was Samuël profeet, hij was ook „richter”. Hij is in de rij der „richteren” die de Heilige Schrift ons noemt, de laatste. Van zijne werkzaamheid als richter is sprake in 1 Sam. 7 : 15, 16. Door de saamvoeging van zijne profetische en richterlijke roeping was hij in staat het volksleven van Israël tot hervorming te brengen (1 Sam. 7 : 3, 4). En zoo werd in ’s Heeren kracht en met Zijne hulp ook eene overwinning behaald op de Filistijnen, waardoor deze althans buiten lsraël’s gebied werden gehouden (1 Sam. 7 : 13).

Tegen het einde van zijn leven begon Samuël de taak van „richter” wel wat zwaar te vallen, en daarom trachtte hij zich toen de hulp van zijne zonen te verzekeren. Deze waren evenwel uit ander hout gesneden dan hun vader, met het gevolg dat de Israëlieten ontevreden werden over hun gedrag, en tot Samuël kwamen met den wensch om een koning te mogen hebben, evenals andere volken. Samuël gevoelde zich hierdoor bitter gegriefd; maar, wat veel erger was, in dezen wensch kwam tot uiting eene miskenning van de geheel eigenaardige en eenige positie welke het volk Israël innam: het stond niet met andere volken op ééne lijn, het was het bizonder eigendom des Heeren; en daarom had het aan een koning, zooals andere volken, geen behoefte, wijl de Heere zelf hun koning was. Toch moest Samuël op Gods bevel het volk een koning geven. Want het lag in de Goddelijke bedoeling aan Israël het koningschap te schenken. Reeds in de wetgeving was met de mogelijkheid van een toekomstig koningschap gerekend (Deut. 17 : 14—20), en voor het in onderlinge oneenigheid zich verbrokkelend volk zou het koningschap zich een groote zegen betoonen, voorbeeld van het heerlijk en heilrijk koningschap van den Messias.

Al lag dus in de wijze waarop het volk om een koning vroeg een zondige miskenning van zijn God, de Heere wilde aan dat volk desniettegenstaande den zegen van het koningschap niet onthouden. Door bizondere Goddelijke leiding werd de door Hem tot koning verkorene naar Samuël gevoerd (Saul, zoekend naar de verloren ezelinnen van zijn vader), en werd het hem geopenbaard dat deze tot het hooge ambt geroepen was. Daarop werd hij door Samuël gezalfd, om spoedig daarna in eene volksvergadering tot koning te worden aangewezen en als zoodanig te worden erkend. Daar echter de verkoren koning na eenigen tijd zich jegens het woord Gods ongehoorzaam betoonde, kreeg Samuël de droeve taak te vervullen aan hem zijne verwerping aan te kondigen ; in de plaats van den verworpene zalfde hij op Goddelijke aanwijzing den jeugdigen David, en leefde verder teruggetrokken, zich bepalend tot de kringen der profeten (zie 1 Sam. 19 : 18—29), tot aan zijn dood, die over geheel Israël rouw bracht.

Bij de latere profeten vinden we Samuël naast Mozes genoemd: jer. 15 : 1; en insgelijks in de Psalmen: Ps. 99 : 6. Dit bewijst wel hoe groot de beteekenis van dezen Godsman is geweest. Ook in het Nieuwe Testament wordt zijn naam meer dan eens vermeld als profeet (Hand. 3 : 24) en richter (Hand. 13 : 20); terwijl hij ook onder de geloofsgetuigen van Hebr. 11 eene plaats heeft (Hebr. 11 : 32).

< >