beteekent rotszout en is de naam van sommige salpeterzure zouten of nitraten. De twee belangrijkste salpeters zijn chilisalpeter of natriumnitraat Na NO3 en gewone salpeter of kaliumnitraat K N03.
Het eerste komt uit Noord-Chili, is zeer hygroscopisch, lost gemakkelijk in water op en dient vooral als kunstmest. Het laatste, dat eerst bij 350° C. smelt en ook in water oplost, was reeds in oude tijden bekend en ontstaat door het langzaam verrotten van allerlei dierlijke en plantaardige afvalproducten.
Het wordt thans veelal uit het eerste verkregen en gebruikt bij het bereiden van buskruit en vuurwerk. In den Bijbel wordt salpeter een paar malen genoemd (Spr. 25 : 20; Jer. 2 : 22).
Sommigen meenen, dat met salpeter hier soda of natriumcarbonaat Na2CO3 bedoeld wordt, een loogzout, dat in de Egyptische natronmeren voorkomt en ook verkregen wordt door het uitloogen der asch van verbrande kustplanten. Muursalpeter, de bekende uitslag op stalmuren, is calciumnitraat Ca(NO3)2.
