(1842—1893), Catholiek theoloog, geboren te Grosz-Schmograu (Silezië). In 1867 werd hij priester.
Spoedig was hij bezig op litterarisch terrein. Van 1871—78 was hij redacteur van de Germania in Berlijn.
Enkele malen was hij lid van den Rijksdag. In de dagen van den Kultuurstrijd is hij meer dan eens om beleedigingen aan het adres van Bismarck tot geldboeten en gevangenisstraf veroordeeld.
Van 1884 af was hij priester in Hochkirch bij Glogau. Hij was een echte Ultramontaan, die gaarne met zijn giftige pen de Protestanten bestreed.
Berucht is hij geworden door zijn geschrift: Luthers Lebensende (1889), waarin hij de legende van Luthers zelfmoord op den voorgrond stelde. Scherpe tegenspraak bleef niet uit, o. a. van Th.
Kolde. Zelfs van katholieke zijde bestreed men dit geschrift (o.a.
Paulus). Majunke’s onbetrouwbaarheid en blinde ijver werd zelfs door zijn partijgenooten vaak afgekeurd en onder de Protestanten heeft hij door zijn fanatiek bezoedelen van Luthers nagedachtenis, den naam verkregen van Luther laster aar (zie art.
Luther).